Zoeken naar:

Alleen exacte match
Zoeken in:

win säpi (werkwoord, niet overgankelijk)

Uitspraak (IPA): win sæ.ˈpi
Dutch: opschieten
English: hurry oneself
Bron: forum.learnnavi.org (28 Feb 2010)

toevoegsel

win säp·am·i PST verleden tijd
win säp·ìm·i PST nabij verleden (is net gebeurd)
win säp·ìy·i FUT nabije toekomst (zal binnenkort...)
win säp·ay·i FUT toekomende tijd
win säp·ol·i PFV voltooid verleden tijd
win säp·er·i IPFV onvoltooid verleden tijd
win säp·iv·i SJV subjunctief, aanvoegende wijs
win säp·eiy·i LAUD amelioratie (gunstiger betekenis)
win säp·äng·i PEJ pejoratief (negatieve connotatie)