Zoeken naar:

Alleen exacte match
Zoeken in:

hahaw (werkwoord, niet overgankelijk)

Uitspraak (IPA): ˈha.haw
Dutch: slapen
English: sleep
Bron: Taronyu's dictionary -> Paul Frommer

toevoegsel

h·am·ahaw PST verleden tijd
h·ìm·ahaw PST nabij verleden (is net gebeurd)
h·ìy·ahaw FUT nabije toekomst (zal binnenkort...)
h·ay·ahaw FUT toekomende tijd
h·ol·ahaw PFV voltooid verleden tijd
h·er·ahaw IPFV onvoltooid verleden tijd
h·iv·ahaw SJV subjunctief, aanvoegende wijs
hah·ei·aw LAUD amelioratie (gunstiger betekenis)
hah·äng·aw PEJ pejoratief (negatieve connotatie)