Zoeken naar:

Alleen exacte match
Zoeken in:

ftia (werkwoord, overgankelijk)

Uitspraak (IPA): fti.ˈa
Dutch: studeren
English: study
Bron: ASG

toevoegsel

ft·am·ia PST verleden tijd
ft·ìm·ia PST nabij verleden (is net gebeurd)
ft·ìy·ia FUT nabije toekomst (zal binnenkort...)
ft·ay·ia FUT toekomende tijd
ft·ol·ia PFV voltooid verleden tijd
ft·er·ia IPFV onvoltooid verleden tijd
ft·iv·ia SJV subjunctief, aanvoegende wijs
fti·ei·a LAUD amelioratie (gunstiger betekenis)
fti·äng·a PEJ pejoratief (negatieve connotatie)